YOUR COMPLETE PROMOWEAR SUPPLIER 143 Verklarende woordenlijst ACRYL: Synthetische vezels.* MIX-KWALITEIT: Stof opgebouwd uit verschillende grondstoffen. EASY CARE: Chemische of mechanische behandeling die het strijken vergemakkelijkt. Het effect van deze behandeling zal verminderen na verloop van tijd. ELASTAAN: Algemene benaming voor synthetische materialen met een elastische eigenschap. Een van de meest bekende soorten is Lycra,* ook wel bekend als spandex. FLEECE: Synthetisch, non-woven materiaal met een hoge isolatiewaarde, gemaakt van synthetischevezels (meestal polyester). GAUGE: Meeteenheid om aan te geven hoe fijn de steken van een bepaald doek is. GEKAMD KATOEN: Proces waarbij katoen voor het spinnen wordt gekamd. Hierbij worden de kortste garens verwijderd om zo te komen tot een duurzamer, hoogwaardiger en comfortabeler materiaal. LYCRA: Geregistreerde merknaam van INVISTA, zie ook elastaan*. MESH: Materiaal met een ‘net-breisel’, wordt veel gebruikt als voering in bijvoorbeeld sportkleding voor extra luchttoevoer. MICRO FLEECE: Fleece-soort met een kortere vezel. Zie ook fleece*. POLYAMIDE: Sterk en glad materiaal, ook wel bekend als Nylon. Zie ook synthetische vezels*. PIQUÉ: Materiaal met een specifiek breisel dat zorgt voor een fijne structuur. Wordt veelal toege- past op polo’s. POLYESTER: Meest voorkomende materiaal in textiel na katoen. Polyester is een duurzaam materiaal met een hoog draagcomfort en kleurvastheid, zie ook synthetische vezels*. PU: Afkorting voor ‘polyurethaan’. Wordt gebruikt als coating om een waterafstotende laag aan te brengen op textiel. RIB: Breisel waarbij hoger liggende verticale strepen worden afgewisseld met lager liggende verticale strepen om de elasticiteit van een materiaal te vergroten. Veel gebruikt bij kragen en boorden. RINGGESPONNEN: Katoen wat wordt gesponnen met lange, doorlopende vezels. Het resultaat is een zachter, gladder, rond gesponnen katoen. RIPSTOP: Weving waarbij iedere paar millimeter een dikkere draad mee geweven wordt wat ervoor zorgt dat het materiaal niet kan scheuren (vroeger gebruikt bij parachutes). SINGLE JERSEY: Fijne breistructuur die ervoor zorgt dat het materiaal elastisch wordt. Wordt veel gebruikt bij het vervaardigen van T-shirts. SLUB: Garen dat bewust ongelijkmatig wordt gesponnen als het gaat om lengte en diameter om een stof met een unieke uitstraling te creëren. SOFTSHELL: Windwerend, ademend, vochtregulerend en waterafstotend materiaal opgebouwd uit strak op elkaar geweven lagen, verbonden door een membraam. SYNTHETISCHE VEZELS: Verzamelnaam voor alle vezels die zijn gefabriceerd uit polymeren. De meest bekende materialen zijn: polyester, polyamide en acryl. TASLAN: Synthetische, enkelvoudige, geweven vezels voor een sterk, duurzaam en sneldrogend materiaal met waterafstotende eigenschappen (veel gebruikt voor jassen). TWILL: Weefmethode met een diagonaal patroon voor een duurzaam en opvallend materiaal. Ook wel keperbinding genoemd. VISCOSE: Synthetische vezels gemaakt van de cellulose uit hout of katoen, wordt behandeld en verwerkt tot kunstzijde voor een aangenaam draagcomfort. VELCRO: Merknaam van de meest bekende klittenband. KAPNADEN: Plat gestikte naden die door het dubbele stiksel extra sterk zijn. De naden zijn niet alleen extra duurzaam maar zorgen ook voor een beter draagcomfort. ENZYM: Behandeling die plaatsvindt tijdens het verf proces. Deze behandeling zorgt ervoor dat de stof gladder wordt. Hiermee krijgt de stof niet alleen een mooiere uitstraling, het draagt ook bij aan het hoogwaardige eindresultaat van een eventuele veredeling middels print. SOFTENER: Behandeling die plaatsvindt voordat de stof wordt afgewerkt. Deze behandeling zorgt ervoor dat de stof zachter aanvoelt. Het effect van deze behandeling zal verminderen na verloop van tijd. VOORGEKROMPEN: Materiaal wordt behandeld voordat het kledingstuk wordt gefabriceerd waardoor de eerste krimp verminderd. WP: Waterproof (waterbestendig). WP geeft aan hoe waterbestendig een stof is. WP wordt gemeten in millimeters, 3000 WP betekent dat de jas 3000 mm water tegenhoudt over een periode van 24 uur per m2. MVP: Moisture Vapour Permeablity (vocht damp doordringbaarheid). Dit geeft aan hoeveel vocht de stof afvoert naar buiten. MVP wordt gemeten in gram per m2 per 24 uur. MVP 3000 betekent dat de jas 3000 gram vocht doorlaat per m2 stof per 24 uur. DRUKKERSRITS: Verborgen rits in de voering om het veredelen van een kledingstuk te vergemakkelijken. WATTERING: Zachte vezels die worden gebruikt als vulling voor extra warmte. Ook wel bekend als padding of fiber fill. VOERING: Vaak gemaakt van een zacht en glad materiaal om het gemakkelijk aantrekken te bevorderen en het draagcomfort te vergroten. SHELL: Buitenste laag van een kledingstuk. SBS-RITS: Merknaam van een veel voorkomende rits-fabrikant. YKK-RITS: Merknaam van een veel voorkomende rits-fabrikant. AC: Wordt gebruikt als coating aan één zijde van de stof als beschermende laag tegen water. SPUN DYED: Bij dit proces wordt kleurpigment toegevoegd tijdens het spinnen waardoor minder stroom en water wordt verbruikt. Daarnaast zorgt deze milieuvriendelijke techniek voor een betere kleurdiepte en kleurvastheid. OXFORD: Grovere weving waardoor een lichtgewicht en duurzame stof ontstaat. PONGEE: Dunne, gladde stof, van origine gemaakt van zijde, wordt tegenwoordig vaak geïmiteerd met synthetische materiaal. 240T: De ‘T’ staat voor draaddichtheid. 240T staat voor 240 draden per vierkante inch. 600D: De ‘D’ staat voor denier (gewicht). Geeft aan hoe stevig een stof is. Hoe hoger het getal, hoe steviger het materiaal.
RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc3MDc=